Kafkakopstuk Jeroen Hanenbergh verliest zaak Raad van State

04/02/2011

Jeroen Hanenbergh en Hans van Drunen zijn er al een tijdje druk mee. Proces na proces volgt om van alle politieregio’s  vergunningnummer, wapentype, wapennummer, geboortejaar en de woonplaats van de vergunninghouder van vuurwapens te achterhalen. Sommige politieregio’s houden voet bij stuk, andere geven alles zonder verder na te denken. Deze week speelde een zaak voor de Raad van Staat inzake de politieregio Noord-Holland-Noord. Kafkaschrijver Jeroen Hanenbergh kreeg de deksel op zijn neus. De politie hoefde geen wapennummers af te geven. De AIVD waarschuwde in 2010 voor het duo Hanenbergh en Van Drunen. De geheime dienst achtte het niet uitgesloten dat het duo de vergoedingen die worden toegekend worden gebruikt als inkomstenbron voor de gewelddadige AFA. 

Jeroen Hanenbergh

...inkomstenbron...

 

Wapennummer politie mag geheim blijven
DEN HAAG – De politieregio Noord-Holland-Noord hoeft de wapennummers van circa 8000 wapenverlofhouders in de regio niet openbaar te maken. Dit besliste de Raad van State woensdag.

Met het unieke wapennummer is de identiteit van de wapenbezitter te achterhalen, zegt de hoogste bestuursrechtbank.

„Iemand die een beetje handig is op internet kan met het wapennummer erachter komen op welke plaatsen wapens te vinden zijn”, aldus het politiekorps. Een wapenverlofhouder mag zijn wapen thuis bewaren.

Noord-Holland-Noord kreeg een verzoek volgens de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) van Utrechtenaar Jeroen Hanenbergh, die het legale wapenbezit landelijk in kaart wil brengen. Na veel vijven en zessen kwam het korps er niet meer onderuit om aan Hanenbergh het vergunningnummer, wapentype, geboortejaar en de woonplaats van de vergunninghouder te geven. Het wapennummer hield de politie geheim omdat dit in combinatie met de andere gegevens leidt tot herkenning van de wapenbezitter.

Bron: http://www.refdag.nl/nieuws/regio/wapennummer_politie_mag_geheim_blijven_1_531908

AIVD: AFA en KAFKA cultiveren dreigingsbeeld extreemrechts

02/11/2010

De AID heeft een een recent rapport weer gerefereerd aan de ‘links-extremistische’ organisaties AFA en KAFKA. Daarin stelt de dienst dat de genoemde organisaties de omvang van hun tegenstanders overdrijven en dat ze hieraan hun bestaansrecht ontlenen.
Opgemerkt dient te worden dat inlichtingen dienst AFA en KAFKA wederom bestempeld als extremistisch. De AIVD verstaat onder extremisme: “Er is sprake van extremisme wanneer het uiterste wordt nagestreefd of aanvaardbaar wordt geacht en daarbij de kaders van de democratische rechtsorde worden overschreden. Beperkingen die de wet en/of de democratische rechtsorde opleggen, worden als niet-bindend beschouwd en bewust gepasseerd. Voorbeelden zijn het toejuichen of zelf toepassen van geweld en het systematisch zaaien van haat.”  Daar kunnen Job Polak (AFA) en Hans van Drunen (KAFKA) kennis van nemen.

Over de Anti-Fascistische Aktie (AFA) en het Kollektief Anti-Fascistisch en Kapitalistisch Archief (KAFKA) schijft  de AIVD het volgende: “De dreiging die aan extreemrechts en rechts-extremisme wordt toegeschreven is vaak groter dan deze op basis van de resultaten van onderzoek van de AIVD blijkt te zijn. Deze veronderstelde dreiging berust op beeldvorming. Het beeld sluit aan bij, en is gebouwd op de breed gedragen maatschappelijke antipathie tegen extreemrechts en rechts-extremisme. Overigens dragen extreemrechtse personen en rechts-extremisten met hun uiterlijke verschijningsvormen, bedoeld of onbedoeld, zelf bij aan deze beeldvorming. Doordat de veronderstelde dreiging vervolgens in brede kring ervaren wordt als de feitelijke dreiging, ontstaat een welhaast mythisch beeld.

De links-extremistische opponenten AFA en KAFKA hebben een rol in het ontstaan van de beeldvorming rondom extreemrechts en rechts-extremisme. Ze ontlenen hun bestaansrecht aan de dreiging die hiervan kan uitgaan en cultiveren het beeld dat deze groot is en groeit. AFA tracht elke rechtse activiteit te verhinderen door lobbywerk bij bijvoorbeeld gemeenten. Politici en bestuurders lopen het risico zich in hun afwegingen te laten leiden door een onjuiste schets van de situatie. Hierdoor kan er sprake zijn van een overreactie. Bij de veronderstelde dreiging gaat het om emoties, gevoelens en beelden. Hierbij worden de termen die de AIVD consequent uit elkaar houdt, door elkaar en als onderling inwisselbaar gebruikt: ‘het zijn allemaal fascisten’. Door terminologie zorgvuldig toe te passen en groeperingen van elkaar te onderscheiden ontstaat een genuanceerder beeld. Dan wordt duidelijk dat het niet gaat om een hecht georganiseerde en aangestuurde beweging die vanuit een gedeelde ideologie op niets ontziende wijze met geweld te werk gaat. Zo wordt het mogelijk om tot een reële inschatting te komen van de aard, ernst en omvang van de dreiging.“.

De stemmingmakerij van Job Polak

29/10/2010

De afgelopen week heeft de Antifascistische Aktie (AFA) getracht voetbalhooligans van diverse Nederlandse clubs voor hun karretje te spannen door hen te bewegen a.s. zaterdag te gaan demonstreren tegen de Englisch Defence Leage (EDL) in Amsterdam. Voor de gewelddadige AFA is het ontoelaatbaar dat mensen met een andere mening gebruik maken van het recht op vrije meningsuiting. Woordvoerder voor de AFA en voor de Amsterdamse Antifascisten is Job Polak. Polak kwam enkele jaren geleden nog in het nieuws na het molesteren van andersdenkenden op een concert. Polak is afkomstig uit de Amsterdamse kraakbeweging die bekend staat om haar gewelddadige optreden.

De AFA heeft de laatste jaren te leiden onder een afnemend activisme. Veel leden zijn afgehaakt door het vele geweld en het hoge drank- en drugsgebruik door de leiding en de leden. Om toch voldoende gewelddadige activisten te hebben tracht de AFA hooligans van diverse clubs in te zetten bij acties van de AFA. De AIVD wees onlangs in een rapport hier nog op. Het vele antifascistische geweld bij de NVU-demonstratie in Zwolle en bij de Voorpostdemonstratie in Maastricht vormden de druppels voor de overheid. Desondanks heeft de AFA nu weer geprobeerd om hooligans op te hitsen tegen de komst van de EDL op zaterdag 30 oktober 2010. Met name Ajax-hooligans zijn gevoelig voor de extreemlinkse stemmingmakerij. Dat de Ajaxieden zich laten misbruiken is opmerkelijk. Polak liet zich op een informatieavond over een aanstaande rechtse demonstratie zeer negatief uit over de Ajax-fans die hij bestempelde als hersenloze voetbalidioten van een op geld beluste club.

Job Polak

..."hersenloze voetbalidioten"...

Het is de vraag of de harde kern van de andere Nederlandse clubs zich ook laten misbruiken voor de ondemocratische doelen van de AFA. Mogelijk trekt de EDL-demo wel hooligans, maar zullen zij zich richten tegen de Ajax-fans. Ook de Ajaxieden zijn Carlo Picornie nog niet vergeten en is het onwaarschijnlijk dat ze samen met Feyenoorders zullen demonstreren tegen de EDL.

Met de oproep tot een tegendemonstratie heeft de AFA een zeer grote verantwoordelijkheid op zich genomen. Zij roepen weliswaar niet in het openbaar op tot geweld, maar ze creëren wel het kader waarin de andere partijen tegen elkaar opgezet worden. Als de demonstraties tegen de EDL uit de hand lopen is de AFA en hun woordvoerder Job Polak daarvoor verantwoordelijk. Dat ze het risico konden inschatten blijkt wel uit hun zeer gewelddadige verleden.

Anti-Fascistische Aktie roept op tot geweld tegen demonstranten

22/10/2010

In een kort vraaggesprek tijdens het televisieprogramma eenvandaag van 21 oktober 2010, roept woordvoerder Job Polak namens de Anti-Fascistische Aktie (AFA)  zijn achterban op om de komende demonstratie te verstoren. Deze demonstratie wordt gehouden in Amsterdam op zaterdag 30 oktober en wordt georganiseerd door de Dutch Defence League (DDL). De AFA geeft middels woordvoerder Polak aan, alles te zullen doen tegen deze demonstratie en haar deelnemers. En passent wordt nog even medegedeeld dat geweld zeker een optie is die hierbij hoort.

Roept namens de AFA op tot geweld

Het recht om te kunnen demonstreren is zowel opgenomen in het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens, als dat het in Nederland grondwettelijk is vastgelegd. Dat zijn uiteraard voor de AFA geen interessante gegevens, wanneer het organisaties betreft die hen niet bevallen, want dan geldt wetgeving blijkbaar niet. Men doet, zoals we wel vaker in het verleden hebben gezien, een verkapte oproep tot geweld en dat ook nog eens in georganiseerd verband. Onduidelijk is nog, of justitie hier stappen tegen gaat ondernemen, want in groepsverband gewelddadig de confrontatie opzoeken is uiteraard strafbaar.

Hans van Drunen, de vuilniszakkendief

20/07/2010

Over Hans van Drunen wordt de laatste tijd veel geschreven. Iemand die zich in de meest linksextremistische kringen begeeft, mensen (vaak valselijk) beschuldigd, maar zelf op de achtergrond wil blijven. Hans van Drunen. De man van de beschuldigingen, de man van intimidatie, van illegale persoonsbestanden. De man van een verwaarloost huis in een blanke buurt. De man met een Marxistische achtergrond, zoon van een dominee. Hans, de man zonder seksleven, zelfs zonder sociaal leven. Hans, de man die andermans vuilniszakken steelt en doorzoekt. Hans de eenzame. … 

Overigens wordt het laatste half jaar weinig van hem vernomen. Van publiciteit houdt hij niet. Bij deze dus.

Hans van Drunen zoekt een nieuw slachtoffer...

...illegale persoonsbestanden...

Even voorstellen: mr. Hans van Drunen

20/07/2010

Utrechtse wob-specialist is niet zomaar een juridisch adviseur, maar een sleutelfiguur binnen links-radicaal Nederland.

Hans Van Drunen

Hans van Drunen ziet het niet zo goed..

In 2008 verschenen er in de media berichten over rechtszaken die door een freelance journalist waren aangespannen tegen politiekorpsen die weigerden om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afschriften van wapenvergunningen te verstrekken.

De zaken werden gevoerd namens J.M. Hanenbergh uit Utrecht door mr. H.C. van Drunen uit Utrecht. Een eerdere publicatie over deze zaken vindt u hier. Onderzoek naar de achtergronden van deze twee personen toont aan dat de agenda achter deze zaken eerder politiek dan journalistiek is. 

De vertegenwoordiger en zijn vaste principaal

Onder de naam Juridisch Adviesbureau Maury (KvK 30233508) drijft mr. Hans Christiaan van Drunen (1963) in Utrecht een adviesbedrijfje dat zich specialiseert in de wob-procedures. Hans van Drunen is een domineeszoon afkomstig uit het West-Friese Twisk (NH).

...Jeroen Maarten Hanenbergh, een beroepsactivist uit Utrecht...

In bijna alle wob-zaken die Van Drunen vertegenwoordigt hij Jeroen Maarten Hanenbergh, een beroepsactivist uit Utrecht, die hierdoor zo’n beetje Van Drunens vaste principaal (opdrachtgever) is. Slechts sporadisch doet Van Drunen zaken voor anderen, zoals bijvoorbeeld voor Buro Jansen & Janssen van Wil van der Schans c.s. Buro Jansen & Janssen is de contra-inlichtingendienst van links-activistisch Nederland, opgezet om als afweer te dienen tegen politie, justitie en – niet te vergeten – de AIVD. Jeroen Maarten Hanenbergh noemt zich freelance journalist, maar aangezien er nooit artikelen van zijn hand verschijnen in gevestigde dag-, week- of maandbladen, is die benaming voor hem eerder een dekmantel dan een beroepsaanduiding, ook al heeft hij ooit enige tijd doorgebracht op de Utrechtse School voor Journalistiek. Tijdens een rechtszitting van de afdeling Rechtspraak van de Raad van State (RvS) claimde hij voor een tweetal bladen te schrijven. Het betreft blaadjes die worden uitgegeven door en voor links-radicaal Nederland. Een daarvan is Alert!, een uitgave van de anti-fascistische actie (AFA), waarin hij publiceert onder de naam Jeroen Bosch.

Minder bekend is dat Hanenbergh in Nederland contactpersoon en voorlichter is van het Baskenland Informatie Centrum (BIC) en de Baskische jongerenorganisatie SEGI. Beide organisaties zijn mantelorganisaties van de Baskische afscheidingsbeweging ETA, die op de EU-lijst van terroristische organisaties  staat. De ETA is  vergelijkbaar met de IRA of de voormalige RAF in Duitsland.

De RvS stelde Hanenbergh in de in 2008 gevoerde procedures het gelijk, zodat de politiekorpsen niet langer mogen weigeren de gevraagde afschriften te geven.

Jurist, activist, sleutelfiguur van links-radicaal Nederland

Van Drunen is praktisch uitsluitend werkzaam voor links-radicalen zoals Hanenbergh. Hij is dan ook eerder een politiek activist dan een vrijgevestigde praktijkjurist die zich specialiseert in wob-zaken.

Van Drunen’s activistische betrokkenheid gaat al geruime tijd terug. Hij was ooit het gezicht van Fascisme Onderzoeks Kollectief (FOK). Het FOK was een zogenaamd actiefront dat weer gelieerd was met het Anti Militaristisch Onderzoeks Kollektief (AMOK), het Kollektief Anti Fascistisch/Kapitalistisch Archief (KAFKA), de anti-fascistische actie (‘ANTIFA’) en Kleintje Muurkrant, dat gerund wordt door de bekende kraker en bewust baanloze Bosschenaar Gert-Jan van Beijnum. Over Van Beijnum is door het weblog GeenStijl.nl een aantal keren gepubliceerd.

In de jaren 80 deed Van Drunen via FOK onder meer onderzoek naar de Moonsekte en ook de Church of Scientology, beter bekend als de Scientologysekte. Over de ‘org’ van Scientology (‘org’ is een scientologyterm om een vestiging van de sekte mee aan te duiden) heeft Van Drunen via FOK een brochure gepubliceerd.

Een voormalige medestander Van Drunen in het onderzoek naar de Moonsekte omschrijft hem als ‘nogal schreeuwerig en veeleisend’ en voegt daaraan toe: ‘Hans is de zoon van een dominee en zo komt hij ook over. Erg dwingend en helemaal geen alternatief figuur.’

Eind jaren 90 ging het fout met het FOK toen deze organisatie (lees: Van Drunen) een 48-jarige, internationaal onderscheiden, concertzanger ten onrechte beschuldigde van extreem-rechtse sympathieën. Een door deze zanger georganiseerd afscheidsconcert voor de Utrechtse commissaris van de Koningin, Beelaerts van Blokland, werd onmiddellijk afgelast. De zanger spande een rechtszaak tegen het FOK aan die het FOK verloor. De rechter veroordeelde het FOK wegens aantasting van de goede naam van de zanger tot NLG 10.000 schadevergoeding. Naar verluidt heeft het FOK, dat toch al geen kapitaalkrachtige club was, deze vergoeding nooit betaald aan de zanger.

De affaire betekende het einde van het FOK en zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat Van Drunen bij voorkeur buiten de publiciteit opereert.

Een andere activiteit van Van Drunen uit zijn tijd bij het FOK was het weghalen van vuilniszakken bij verdachte figuren uit extreem-rechtse hoek. Met de informatie die Van Drunen verkrijgt door de vele wob-procedures die hij voert, bouwen hij en zijn principaal Hanenbergh verder aan een zo compleet mogelijk dossier van iedereen die – in hun ogen – rechts, dan wel extreem-rechts is. Omdat Van Drunen in de loop van de jaren meer dan 400 wob-procedures heeft gevoerd (naar zijn eigen zeggen, tijdens een van de zittingen bij de RvS die ik als toehoorder bijwoonde) is hij daardoor een van de best geïnformeerde mensen in heel Nederland op dat terrein. Overigens zijn ‘rechts’ en ‘extreem-rechts’ in links-radicale kring nogal rekbare en daardoor brede, begrippen, maar dat even terzijde.

Van Drunen is door zijn jarenlange activiteiten – net als zijn vaste principaal Hanenbergh – een van de sleutelfiguren van links-radicaal Nederland.

Soms met het recht in de hand, dan weer het recht aan de laars gelapt

Van Drunen beroept zich graag op de wet om zijn gelijk te krijgen. Tegelijkertijd ziet hij er geen been in om de wet aan zijn laars te lappen als dat beter uitkomt. Een voorbeeld van dat laatste zien we bij de activiteiten van de Stichting Argus uit Utrecht (KvK 41187019). Deze organisatie doet onderzoek naar ‘geheime’ genootschappen en focust daarbij vooral op de vrijmetselarij. Uit KvK informatie blijkt dat Van Drunen het enige bestuurslid van deze stichting is, zodat we die stichting gemakshalve met Van Drunen kunnen vereenzelvigen. Het feit dat de stichting op het woon/werkadres van Van Drunen in de Utrechtse Goedestraat is gevestigd, onderstreept dat nog eens.

Via haar website biedt de Stichting tegen betaling cd-roms met auteursrechtelijk beschermd materiaal van de Orde van Vrijmetselaren aan. Dit is een duidelijke schending van het auteursrecht. Het schenden van auteursrechten is bovendien ook strafbaar gesteld, zodat de stichting tevens crimineel is. Via de site worden ook ledenlijsten van een aantal loges (een loge is een plaatselijk afdeling van de vrijmetselarij) aangeboden, uiteraard ook tegen betaling, hetgeen een flagrante schenking van de privacywetgeving is. Weinig chic allemaal voor iemand die bevoegd is de titel van meester in de rechten te voeren. Voor Van Drunen heeft de wet kennelijk alleen gezag als die in zijn voordeel werkt, in andere gevallen lapt hij haar aan zijn laars.

Blijkens een brief op de website van Stichting Argus is het onderzoek naar de vrijmetselarij uitgevoerd in samenwerking met ‘Onderzoeksgroep Squin de Florian’. Ook blijkt dat de website www.stelling.nl van de al eerder genoemde Gert-Jan van Beijnum erbij betrokken.

In een civiele procedure die de Nederlandse Orde van Vrijmetselaren voerde tegen Stichting Argus werd al snel duidelijk dat de ‘Onderzoeksgroep’ Squin de Florian een eenmansactie was: de ‘groep’ bleek enkel uit Van Drunen zelf te bestaan. De Orde van Vrijmetselaren typeerde de activiteiten van de ‘Onderzoeksgroep’ als het handelen van ‘iemand die het als een persoonlijke vendetta zag de geheimen van de vrijmetselarij bloot te leggen en die zich verschool achter de onderzoeksgroep Squin de Florian.’ Het proces tegen de Stichting Argus was overigens mede ingegeven door de wens van de Orde van Vrijmetselaren om publicatie van namen van de leden van de vrijmetselarij op internet tegen te houden, vanwege de privacygevoeligheid daarvan.

De naam Squin de Florian is ontleend aan een historische figuur de een rol speelde in de ketterprocessen tegen de Tempeliers, zo blijkt uit de Encyclopedia of Freemasonry

Het voorgaande maakt duidelijk dat mr. Van Drunen iemand is die zich door middel van een inschrijving bij de KvK (Adviesbureau Maury), het gebruikmaken van rechtspersonen (Stichting Argus) en het gebruik van pseudoniemen (‘Onderzoeksgroep Squin de Florian’) groter te maken dan hij in werkelijkheid is.

 Specialist in openbaarheid, maar alleen als het om activiteiten van anderen gaat

...terughoudend met publiciteit over hemzelf...

 Voor iemand die zoveel waarde hecht aan openbaarheid, waaronder de openbaarheid van bestuur, is Van Drunen opmerkelijk terughoudend als het om publiciteit over hem zelf gaat. Gefotografeerd wordt hij liever niet, en vragen van buitenstaanders beantwoorden doet hij alleen als ze van bevriende journalisten afkomstig zijn. Dat laatste is overigens een bekend gedragspatroon in links-activistische kringen, maar dat even terzijde. Toen ik hem in de wachtkamer van de RvS eens op hem afliep om een vraag te stellen, voer Van Drunen, zittend in zijn stoel, woest tegen me uit: ‘Wilt u afstand houden! Wilt u afstand houden!’ Toen ik daarop aanbood om enkele stoelen verderop te gaan zitten en dan mijn vragen te stellen, negeerde hij dat aanbod en bleef ziedend. Uiteindelijk moesten de bodes interveniëren, hetgeen er toe leidde dat Van Drunen aan de andere kant van de wachtkamer plaatsnam terwijl ik aan de ene kant bleef zitten. Bij een andere zitting gebeurde het dat Van Drunen mij de deur van de zittingzaal letterlijk in mijn gezicht drukte, toen ik na afloop van de zitting na hem de zaal uitging (als toeschouwer laat je procespartijen altijd voorgaan). Van Drunen kan dus nogal opvliegend zijn en mijn ervaringen op dit punt bevestigen het beeld dat naar voren komt uit de uitlatingen van voormalige medestanders die ik eerder al citeerde. Wie Van Drunen in real life tegenkomt doet er daarom goed aan om fysiek op enige afstand van Van Drunen te blijven. Dat voorkomt problemen en ergernis.

...Van Drunen kan nogal opvliegend zijn...

Van Drunen betaalt ondertussen wel een prijs voor zijn fanatisme en toewijding in het actievoeren. Een voormalige mede-activist verwoordde het als volgt: ‘Hij zal zijn leven lang wel actief blijven voor de antifa’s. Daarin verschilt hij dus niet van de sekteleiders, die hij bestrijdt!’

Paul Verhaegh

Bron: http://www.hetvrijewoord.org/?p=533

Over de antifascistische onderzoeksgroep KAFKA

03/05/2010

Met regelmaat komt deze organisatie in het nieuws, met tendentieuze berichtgeving en quasi-onthullingen over personen die volgens hen rechtsextremistisch zijn. En dit betreft zelden nazi’s of fascisten, maar vooral meer onschuldige burgers met een uitgesproken mening. Zo publiceert ze foto’s van mensen, maar ook namen en vermeende uitspraken. Om wat meer licht op deze organisatie en haar doen en laten te schijnen, beantwoorden we een tiental vragen:

Waar staat de KAFKA voor?
Het staat voor Kollektief Anti Fascistisch/Kapitalistisch Archief. Dit omdat in de verwrongen denkbeelden van deze extreemlinkse activisten, het fascisme uit het kapitalisme voortkomt. Wat dus volgens hen inhoud dat het kapitalisme en het fascisme even ‘gevaarlijk’ zijn en te vuur en te zwaard bestreden dienen te worden.

Kafka is dus een extreemlinkse groep?
Ja, de oprichters hebben over het algemeen een stalinistische achtergrond en zijn zeker extreemlinks te noemen. Toch zijn er binnen het antifascistische wereldje de nodige politieke meningsverschillen en diverse groepen. Anarchisten, communisten en trotskisten werken zelden, of anders heel moeizaam samen. KAFKA heeft de meeste, mede door haar wisselwerking met de AFA, contacten binnen anarchistische kringen. En dan vooral uit de geweldadige hoek van de krakerscène.

Welke mensen?
De persoon die voor KAFKA naar buiten treedt is Rob Schuitema, meestal onder het pseudoniem Jaap van Beek. Ook de huidige SP-senator Tuur Elzinga heeft jarenlang werk verricht voor deze organisatie. tegenwoordig lijkt hij niet meer actief te zijn voor Kafka. Op de achtergrond speelt Hans van Drunen, oud-voorman van het FOK een grote rol. Hij is sinds de partijpolitieke keuze van Elzinga de drijvende kracht achter Kafka met veel parate kennis over alles en iedereen die hij als extreemrechts beschouwdt. Ook Jeroen Maarten Hanenbergh, tevens woordvoerder AFA Utrecht, heeft een actieve rol binnen het KAFKA.

Anonieme personen dus?
Het klopt dat alle personen achter en voor KAFKA zich vrijwel altijd van pseudoniemen bedienen. Dat omdat ze uiteraard zelf ook wel weten dat ze over de grens operen van wat wettelijk mag. Maar dat maakt het voor mensen uiteraard moeilijk te weten wie er daadwerkelijk achter schuilgaan. Mede door haar verworteling in de krakerscène, lopen vele organisaties door elkaar heen en zijn er de nodige dwarsverbanden. Zo wordt bijvoorbeeld de bankrekening, maar ook de postbus van KAFKA door veel meer extreemlinkse organisaties gebruikt.

Wat doen ze precies?
Ze vergaren op alle mogelijke manieren informatie over personen en organisaties die ze ervan verdenken extreem-rechts te zijn. Dat houdt in dat men zich daarbij niet aan wet of regelgeving houdt, omdat men regels van minder belang acht. Al deze informatie stopt men in een grote databank, waarbij ze per persoon en per organisatie alle gegevens bijhoudt. Het komt er op neer dat ze dus grootschalig informatie verwerkt en bijhoud in een databank.

Geef eens voorbeelden?
Voor de verkiezingen, belt men alle gemeenten af om de handtekeningenlijsten van politieke partijen op te vragen. Altijd doet men dit onder een valse naam, meestal onder het Internationaal Politiek Documentatiecentrum. (Dit is overigens een volledig virtuele organisatie) In het verleden werd deze klus opgeknapt door KAFKA-medewerker Jeroen Maarten Hanenbergh. Al deze informatie belandt uiteraard in de grote kaartenbak.

Mag dat dan zomaar?
Nee, de KAFKA overtreedt bijna alle regels uit de Wet bescherming persoonsgegevens.  Zo vraagt men bijvoorbeeld geen toestemming aan de personen om haar gegevens te gebruiken. Maar bewaart ze ook gegevens over personen een veel langere tijd dan dat wettelijk is toegestaan. Daarbij is het natuurlijk zeer discutabel dat een organisatie los van de overheid grootschalig gegevens verwerkt en bijhoud voor zulke duistere en gevaarlijke doeleinden.

Kloppende informatie?
Behalve dat alle berichtgeving uiterst tendentieus is, maakt KAFKA wel de nodige fouten. De bekendste hiervan is de brochure ‘Aktieve nazi’s in Nederland, Deel 1’ dat is uitgegeven in de maand februari van het jaar 1993. Er staan zoveel fouten in dat de brochure toentertijd razendsnel uit de handel werd genomen. Ook op de huidige webpagina van Kafka en in het tijdschrift Alerst staan veel onjuistheden.

Wat vindt onze veiligheidsdienst van deze club?
De Algemene Inlichtingen en VeiligheidsDienst (AIVD), houdt de KAFKA gelukkig scherp in de gaten. In het jaarverslag van de AIVD over het jaar 2008 komt dan ook het KAFKA aan bod. Daarin zegt de veiligheidsdienst over KAFKA ‘ze stelt informatie beschikbaar aan antifascisten die de directe confrontatie met rechts zoeken’. KAFKA gebruikt de verzamelde informatie o.a. dus om door te spelen aan personen of organisaties die er op uit zijn om geweld te plegen.

Waarom pakt de overheid ze niet aan?
Dat is speculeren. Waarschijnlijk wacht de AIVD op een goed moment, om binnen te vallen. Dat kan zijn wanneer er veel aangiften binnenkomen of wanneer de KAFKA nog ernstiger over de scheef gaat dan ze nu al doet. Wel heeft de AIVD in haar rapportage over het jaar 2008 zeker blijk gegeven dat men het gevaar van deze organisatie voor het democratisch proces inziet.

AIVD: dreiging AFA onverminderd hoog

20/04/2010

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft in haar jaarverslag 2009 weer gewezen op heet gewelddadig karakter van de Antifascistische Actie (AFA). In het afgelopen voorjaar en in eerdere jaarverslagen wees de inlichtingendienst hier ook reeds op.

De AIVD schrijft: “De AIVD constateerde in 2009 een opleving van links-activisme en links-extremisme, vooral rond het antifascistisch extremisme en het verzet tegen het Nederlandse asielbeleid. Onverminderd hoog blijft de dreiging uit de kleine kring extremisten rond Antifascistische Actie (AFA). Die kern is in 2009 niet gegroeid, maar de aanhang die zij weet te genereren wel. De harde kern van AFA omvat enige tientallen personen.

Antifascisme: AFA
Ook in 2009 waren er (dreigende) confrontaties tussen antifascisten en hun extreemrechtse tegenstanders. In Amersfoort, Zoetermeer, Maastricht, Den Bosch en Venlo dreigden verstoringen van de openbare orde doordat enige honderden antifascisten afkwamen op demonstraties van de NVU. Relatief nieuw is de wijze waarop de antifascistische Actie te werk gaat, waarbij vooral lokale groepen en mensen (van moslimorganisaties tot voetbalhooligans) opgeruid en ‘gebruikt’ worden voor acties, bijvoorbeeld tijdens een demonstratie van rechtsextremisten. Zo weet de AFA regelmatig rellen en opstootjes te veroorzaken zonder er zelf zichtbaar aan deel te nemen. Deze in 2008 voor het eerst gehanteerde werkwijze van AFA werd ook in 2009 doorgevoerd. AFA voert de activiteiten tegen de NVU uit onder de naam Laat Ze Niet Lopen (LZNL). Met name in Maastricht en Venlo liepen de demonstraties uit de hand, toen zowel extreemrechts als extreemlinks hulp kreeg van een groot aantal Duitse en (in mindere mate) Belgische geestverwanten.

AFA zette naast LZNL een werkgroep op die zich specifiek richt op de PVV. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 deed deze werkgroep onderzoek naar alle bewegingen en intenties van de PVV. Zoals te doen gebruikelijk doet AFA ook onderzoek naar de kandidatenlijsten.Behalve bij de PVV houdt AFA de vinger aan de pols bij andere – in haar optiek extreemrechtse – partijen zoals Trots op Nederland. In februari 2010 heeft de AIVD alle burgemeesters geïnformeerd over de werkwijze van AFA.

De AIVD heeft in het onderzoek naar antifascisme nauw contact gehad met de RID‘en. De activiteiten van de AIVD en RID hebben geleid tot het in goede banen leiden van de verschillende dreigende confrontaties tussen antifascisten en extreemrechts.”

Terecht schrijft de AIVD dat de AFA een nieuwe geweldslijn heeft ingezet door extremisten van diverse pluimage te mobiliseren. Deze nieuwe actiemethode lijkt ingezet te zijn met de komst van een nieuwe generatie antifascisten zoals Tim Vlaarbeek alias Sven Driessen.

Verder schrijft de dienst over de vermening van activisten van de AFA en van Respect voor Dieren. Behalve deze kruisbestuiving kunnen wij nog wel wat vermeningen noemen.

Weer aandacht voor WOB-misbruik door Jeroen Hanenbergh

20/02/2010

Onlangs maakte de AIVD in hun rapport voor het misbruik dat mogelijk zou worden gemaakt vanuit linksextremistische kringen van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB): “Via de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) vragen AFA-vertegenwoordigers allerlei voor hen nuttige informatie op. Recent zijn nieuwe WOB-voorschriften opgesteld waarbij bijvoorbeeld een overschrijding van de beantwoordingstermijn financiële consequenties heeft voor de aangeschrevene. Niet uitgesloten kan worden dat deze regelgeving, bijvoorbeeld als extra inkomstenbron, door AFA wordt aangegrepen om nog meer verzoeken in te dienen.”.

Ook het tijdschrift Binnenlands Bestuur heeft inmiddels aandacht besteed aan het misbruik van AFA/Kafka-lieden van de genoemde wet. De aanvragen worden in de regel gedaan door de twee AFA/Kafka activisten Jeroen ‘Bosch” Hanenbergh (KAFKA/AFA/KURF/BIC) en Hans van Drunen (FOK/KAFKA). Hanenbergh zit dan in de rol van ‘journalist’ die geïnteresseerd is in bepaalde gegevens en Hans van Drunen misbruikt zijn juridische titel als advocaat om namens zijn ‘cliënt om deze gegevens op te eisen. Niet zelden krijgt het tweetal een schadevergoeding toegewezen. Hieronder het gehele artikel welke gepubliceerd is op hun internetpagina.

De Wob (Wet openbaarheid van bestuur) lijkt te worden gebruikt als financiële melkkoe. Handige aanvragers jagen op de boetes die de overheid tegenwoordig krijgt opgelegd bij termijnoverschrijding.   Diverse gemeenten zijn de afgelopen tijd geconfronteerd met ‘spookaanvragen’, kennelijk uitsluitend bedoeld om de eventuele boetes te kunnen innen. Het politiekorps Rotterdam- Rijnmond heeft het fenomeen inmiddels aangekaart bij de Raad van Korpschefs en de minister van Binnenlandse Zaken. De AIVD (Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst) waarschuwt dat extreemlinkse, antifascistische actiegroepen de Wob inmiddels ook hanteren als inkomstenbron.   De Wob regelt de toegang tot – in principe alle – overheidsinformatie. In de praktijk kon de overheid verzoeken om inzage maanden laten liggen zonder dat dit gevolgen had. Sinds 1 oktober 2009 is dat voorbij: de ‘Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen’ bepaalt dat de aanvrager van informatie bij termijnoverschrijding voortaan een boete kan opeisen.

Faxen

Sinds enige tijd worden gemeenten geconfronteerd met faxen waarin wordt gevraagd om gegevens over de plaatselijke bezwarencommissie. Ook in de Groningse gemeente Winsum rolden dergelijke faxen uit het apparaat. Vijf identieke Wobverzoeken, voorzien van veelal Hindostaans klinkende afzenders en postadressen in de regio Rotterdam. Gevraagd werd om ‘alle namen en titels van de leden van de bezwarencommissie en hun nevenfuncties; alle namen en titels van de secretarissen van de bezwarencommissie en hun nevenfunctie; het aantal bezwaarschriften van 2009 en de uitslag ((on)gegrond/ niet-ontvankelijk etc.)’

‘Oirbare vragen’, stelt Frits Huisman, juridisch medewerker van de gemeente. Winsum verstuurde de antwoorden dan ook tijdig aan de afzenders. Wel nam de gemeente contact op met de politie in Rotterdam. Ook de VNG ‘ziet geen reden om de informatie niet te verstrekken’, zo blijkt uit een advies aan alle gemeenten op de website. De gemeentekoepel is door diverse gemeenten benaderd met vragen over de Wob-verzoeken. De VNG wijst gemeenten op de mogelijkheid om aangifte te doen op grond van valsheid in geschrifte, vanwege de vermoedelijke valse handtekeningen onder de Wob-verzoeken. Wel lijkt het de VNG ‘raadzaam om eerst contact met de aanvrager(s) op te nemen alvorens aangifte wordt overwogen’. Bovendien kan de gemeente aan iedere aanvrager kosten in rekening brengen voor eventueel verstrekte kopieën van documenten, aldus het VNG-advies.

De politie Rotterdam-Rijnmond heeft ook ervaring met ‘notoire verzoekers’ die kennelijk uit zijn op de dwangsommen, vertelt de privacyfunctionaris van het korps. ‘Al is het heel moeilijk om hard te maken dat er sprake is van misbruik’. De kwestie is inmiddels aangekaart bij de Raad van Korpschefs en bij het ministerie van BZK. ‘Onze gedachten gaan uit naar het inbouwen van een buffer in de Wob, zodat je al dan niet bij de rechtbank moet aantonen dat je een daadwerkelijk belang bij de gevraagde informatie hebt. Maar het wordt heel lastig’, beseft de Rotterdamse functionaris.

Niet nieuw

Helemaal nieuw is misbruik van de Wob niet voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). In een brief aan alle gemeenten van 8 februari waarschuwde de AIVD (Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst, ressorterend onder BZK) alle burgemeesters in Nederland voor activiteiten uit antifascistische hoek. Extreem-linkse groeperingen zouden uit zijn op verstoring van extreemrechtse bijeenkomsten en maken daarbij volgens de AIVD ‘gebruik van valse voorwendselen en oneigenlijke middelen’. De dienst ‘sluit niet uit’ dat linkse groeperingen de Wob gebruiken als extra inkomstenbron, aldus de brief aan de burgemeesters.

Gevraagd om een toelichting laat de AIVD verder weinig los. ‘We zitten vaak in een spagaat: we willen enerzijds waarschuwen maar anderzijds niet precies weggeven wat we al weten omdat dit iets zegt over onze modus operandi en ons kennisniveau’, aldus AIVD-woordvoerder Sander van Dam. Hij wil dan ook niet zeggen of de faxen in Winsum en andere gemeenten in verband worden gebracht met deze tactieken van linksradicalen.

Overigens loopt er al langer een onderzoek naar misbruik van de Wob, vertelt BZK-woordvoerder Vincent van Steen. ‘Dat is eind vorig jaar toegezegd na Kamervragen. Toen ging het bijvoorbeeld om Wob-verzoeken aan de politie om te achterhalen waar flitspalen staan’. De uitkomsten van dit onderzoek worden in het voorjaar verwacht, aldus de BZK-zegsman.

Bron: http://www.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/2010/02/wob-als-melkkoe.149810.lynkx

De antifascistische aanslag in Kedichem

11/02/2010

Afgelopen week waarschuuwde de AIVD voor het gewelddadige karakter van de Antifascistische Actie (AFA). De antifascistische beweging heeft vele gewelddadigheden op haar naam staan. Een zeer bekende, met een dodelijke afloop, is de aanslag van de antifascisten op een vergadering van de Centrumdemocraten en de Centrumpartij in Kedichem. Hier volgt een interessante beschrijving uit de ogen van een van de aanvallers:

DE DIJK VAN KEDICHEM

“Steeds meer ben ik ervan overtuigd dat mentaliteiten onstaan uit massa-ervaringen. Maar zijn mensen schuldig aan hun massa-ervaringen? Komen zij daar niet volkomen onbeschermd in terecht? Waarmee moet iemand zijn toegerust om zich hier tegen te kunnen weren? Moet men in staat zijn om eigen massa’s te vormen, teneinde immuun te blijven voor andere?”
Elias Canetti, Das Geheimherz der Uhr.

Op 29 maart 1986 ging in Kedichem, een dorpje in de Betuwe, een hotel in vlammen op waar twee rechtse splinterpartijen een poging tot hereniging ondernamen. Sinds 1982 zat de Centrumpartij met een zetel in de Tweede Kamer op een program dat zichzelf antifascistisch en antiracistisch verklaarde, maar dat zich sterk maakte voor het “beschermen van het Nederlandse kultuurgoed”, een moderne vorm van racisme waarin met name buitenlanders de schuld kregen van woningnood, werkeloosheid, milieuvervuiling en overvolle wegen. Nadat een groepering zich had afgesplitst van de kamerfraktie, leek de parlementaire organisatie van extreem-rechts in Nederland een zachte dood te zullen sterven. Wel was tien dagen voor “Kedichem” voor het eerst in de na-oorlogse geschiedenis een ‘fasciste’ uit de Centrumpartij gekozen in de Amsterdamse gemeenteraad. De beediging daarvan zou op 29 april plaatsvinden en binnen de antifascistische beweging waren de diskussies hoe dit voorkomen moest worden in volle gang. Met de Tweede Kamer-verkiezingen op 26 mei in het vooruitzicht besloten de rivaliserende frakties van de CP een vergadering te beleggen om een eind te maken aan het onderlinge gekonkel en de zaak te lijmen. De gewelddadige verstoring van dit herenigingsgesprek door antifascistische aktievoerders voorkwam dat er weer een extreem-rechtse partij ontstond en leidde ertoe dat zij voor de volgende drie jaar uit de Kamer bleven. De media gaven de sfeer van grof geweld, die de aktievoerders rond de partijen hadden weten op te roepen, uitvoerig door in hun berichtgeving. De foto die de hele gebeurtenis samenvatte als media-event toonde het gehavende CP-Kamerlid, wegvluchtend van de rokende restanten van het hotel des onheils en zou worden uitgeroepen tot de Persfoto van het Jaar. Het motto van de aktie was geweest: “Fascisten mogen zich nooit organiseren, hun vergaderingen moeten verstoord. Fascisten moeten we afschrikken aktief te worden in de CP.” Na afloop konstateren de aktievoerders terecht: “Dit effekt heeft Kedichem gehad.” Qua positieve resultaten en publiciteit was de aktie een volledig sukses geworden. De distantieringen van het Nederlandse verenigingsleven die de gebruikte methodes verwierpen, gaven de genoegdoening over het feit dat de bijeenkomst uiteengeslagen was een fatsoenlijk kader.  Al vanaf 1981 was een brede antifascistische beweging gegroeid van plaatselijke komitees, organisaties van buitenlanders, het voormalig verzet, vrouwengroepen en jongerenorganisaties. Tegelijk kwam ook het aktievoerend deel van de bevolking in konfrontatie met knokploegen, boze boeren, diskoos, voetbalsupporters en skins, die werden samengevat onder de noemer van het “opkomend fascisme”. Beide groepen waren sterk verdeeld over de vraag of de CP, als de politieke uitdrukking van deze tendens, verboden moest en hoe er aktie tegen diende te worden gevoerd. Wat de groepen gemeen hadden was hun beroep op de antifascistische houding en het verzet in de Tweede Wereldoorlog. In alle akties en dokumentaties weerklinkt de drang om een nieuwe vorm te geven aan de herinnering aan de verschrikkingen van het fascisme, die traditioneel jaar na jaar gememoreerd worden in opvoeding, media en literatuur. De vorm die de aktievoerders daaraan wilden geven lag op het existentiâle niveau van de lijfelijke konfrontatie, omdat zij ‘de fascisten’ als direkte aanslag op hun eigen manier van leven waren tegengekomen. De komitees echter zagen meer in politieke bewustzijnsvergroting omtrent het “alledaags rascisme” en in demonstraties na incidenten met rechtse groeperingen. Hun angst voor gewelddadige akties is een gevolg van het feit, dat een massale antifascistische beweging in principe de hele Nederlandse bevolking omvat. Deze imaginaire massa kan eigenlijk alleen maar kleiner worden, omdat ze al een maximale omvang heeft. Zelfs de Centrumpartij erkent dit. Hun kommentaar op Kedichem was: “Ze hebben de antifascisme-komitees geen goede dienst bewezen, want daar zitten toch heel veel integere mensen bij.” De verschillende verhouding tot de imaginaire mede- en tegenstanders garandeert een permanent wederzijds onbegrip tussen de ‘politieke’ en de ‘existentiâle’ variant van het Nederlandse antifascisme.

Er bestaat al geruime tijd een onderzoekstraditie naar de handel en wandel van extreem-rechtse en fascistische individuen en groepen in Nederland. Al speurend was men erachter gekomen dat het verzoeningsgesprek van de rechtse frakties op zaterdag 29 maart zou plaatsvinden, maar de plaats daarvan werd ook in kringen van de CP
geheim gehouden. Op donderdag de 27ste werd in Amsterdam een vergadering met 75 aktievoerders belegd. Daarin wordt niet alleen verteld wat het kruciale belang van de verstoring van de fusie is, maar ook hoe deze verstoring zou moeten verlopen. Een kleine groep met veel aktie-ervaring heeft de organisatie daarvan op zich genomen en
enige diskussie over de te hanteren aktiemethodes vindt niet plaats. Een vage verwijzing naar “het Boekel-model” is het enige dat over deze methodes wordt medegedeeld. Twee jaar daarvoor had het laatste kongres van de CP plaatsgevonden in het Brabantse dorpje Boekel. Aktievoerders uit het hele land waren toen een heftige konfrontatie aangegaan met de 300 aanwezige partijgangers. Het “Boekel-model” nu bestond uit het omsingelen van de vergaderruimte, het eisen van het vertrek van “de fascisten” en, indien hier niet op werd ingegaan, het “uitroken” van de vergaderzaal met traangas of rookbom, waarbij de CP’ers een vluchtweg werd geboden waarlangs ze konden aftaaien. In de praktijk was er in Boekel een groot verschil geweest tussen enerzijds de “demonstranten”, die op
geweldloze wijze de CP wilden aanklagen om de publieke opinie te mobiliseren, en anderzijds de heavy fraktie die de direkte konfrontatie zocht en daar ook op voorbereid was door “ter zelfverdediging” met helmen, leren jassen, knuppels en rookbommen te komen aanzetten. Omdat deze groep als eerste aankwam bij het ook toen al geheim gehouden vergaderadres, werd hun strategie direkt ingezet: ramen gingen in, een traangasgranaat vloog naar binnen en op straat kwam het tot hevige vechtpartijen tussen de CP-knokploeg, de heffo’s en de toen net gearriveerde demonstranten die de klappen kregen. Ruzies hierover onder de aktievoerders liepen achteraf hoog op, maar dat was men vlak voor Kedichem schijnbaar allemaal weer vergeten. Wat het “Boekel-model” inhield werd bekend verondersteld, het was nu tijd om te handelen en de ruzies werden wederom tot later uitgesteld, geheel in de lijn van de aktietraditie: eerst doen, dan praten. De groep die elkaar die donderdagavond in Amsterdam vond, omvatte alle geledingen van de bewegers. Johan: “Je ziet keer op keer dat mensen toch weer bij elkaar komen. Ik denk dat Hans Kok duidelijk maakte dat ondanks alle verschillende stromingen je, als je goed kwaad gemaakt wordt, nog allerlei dingen samen hebt. Het is logisch dat je elkaar opzoekt om de CP te bestrijden. Iedereen was voor zich kwaad om het feit Kedichem en het gevaar dat de CP eventueel in de Kamer zou komen. We hadden allemaal het gevoel dat het van beslissende betekenis kon zijn.” De kleinste gemene deler van de beweging was de reaktie geworden. In de dagen na de dood van Hans Kok was de inschatting dat de plotseling ontstane verzoening tussen de scenes, klubjes en sympathisanten van korte duur zou zijn: “In de branden, de stenen die door de ruiten vliegen, tijdens de serieuze demonstratie, tellen alle verschillen die er tussen ons zijn niet. In onze woede om de moord op Hans vinden we een weekend lang eenheid.” Desondanks blijkt vijf maanden later, aan de vooravond van Kedichem, dat het onderlinge
vertrouwen nog steeds niet is verdwenen. De aktieve vergeetachtigheid, die de basis van verzoening is, vormt een voldoende garantie om nogmaals gezamenlijk aktie te gaan voeren.

Op zaterdagochtend 29 maart verzamelden zich al om 9 uur zo’n 300 aktievoerders uit het hele land in een oud gekraakt ziekenhuis in Utrecht. Omdat niet bekend was waar de CP-vergadering gehouden zou worden, had men voor deze centrale plek gekozen. Wel was bekend dat een aantal CP’ers zouden verzamelen bij het Voetbalstadion van Utrecht. Zij werden heimelijk gevolgd door motorfietsen die regelmatig naar het verzameladres belden om door te geven hoeveel fascisten er onderweg waren en waarheen. Pas in de loop van de middag werd bekend waar de groep bijeen was gekomen. Tijdens de lange uren van het wachten in Utrecht werd door de aanwezigen niet een keer gezamenlijk overlegd wat men nu precies ging doen. Alleen de bijna magische term “het Boekel-model” waarde rond.
“In de zee van tijd en de relatief gemoedelijke sfeer die er in Utrecht was, is veel te gehaast en onduidelijk gezegd wat de bedoeling was”, konkludeert Tineke achteraf. “Angst voor onderlinge tegenstellingen en heftige diskussies zo vlak voor de aktie? Was iedereen sowieso al bezig met de eigen angst over het geweld en de overmacht aan fascisten die we daar aan dachten te treffen? Ik kan mij wel voor mijn kop slaan dat ik ook maar wat heb lopen suffen, terwijl ik vaag in mijn achterhoofd het mistige gevoel had dat er toch van alles niet helemaal klopte.” Kasper, ernaar gevraagd: “In de geruchten in Utrecht werden de fascisten met steeds meer mannen. En we gingen steeds meer bier drinken en halen, want het duurde heel lang. De hele tijd had je je zenuwen. Drie uur lang zaten al die mensen in die gangen te wachten en te drinken en te blowen. En toen gingen we eindelijk op weg.” Johan: “Het feit dat wij op een verzameladres met zo ontzettend veel mensen, te horen krijgen dat daar een stuk of honderd tot de tanden bewapende extreem-rechtse types ons stonden op te wachten, noem ik valse voorlichting. Achteraf ga je heel erg twijfelen, of ze dat fout gezien hebben of dat ze ons bewust hebben lopen opfokken.” In de wachtende massa van Utrecht tekende zich al een onderscheid af tussen degenen die bezig waren hun angst te sublimeren tot een waardige demonstratie en de heffo’s die bezig waren hun woede te ontwikkelen tot een aanvalsroes. Dat de zooi zich totaal niet bemoeide met de organisatie kwam doordat deze zich als uiterst professioneel liet kennen. “De organisatie was van een maffia-achtige, binnenlandse veiligheidsdienst-achtige allure”, aldus Kasper. “Er reden motorfietsen door het hele land, mensen waren aan het volgen, het liep, het zag eruit als een goed geoliede machine. Aan alles was gedacht, dat kon je ze wel meegeven.” Het was een geruststellend gevoel dat de macht gedelegeerd was: in een aktiekultuur die geen organisatie erkent, hebben diegenen de leiding die al van tevoren de praktische verzorging van de details op zich nemen. Zij zullen dan ook bij moeilijkheden achteraf alle schuld toegeschoven krijgen: de massa zal zich altijd onschuldig weten, voor haar telt alleen de fascinatie met zovelen te zijn. Ronald: “Toen ik even broodjes ging halen zag ik dat het in ’t centrum van Utrecht werkelijk wemelde van de mensen met de leren jassen. Het viel gewoon waanzinnig op.” De zekerheid tot een massa te behoren maakt het de individuen mogelijk zich uitsluitend op de eigen emoties te koncentreren, kollektief beslissingen nemen valt daardoor buiten het blikveld.

Om half 3 komt door dat de fascisten zich verzameld hadden in hotel “Cosmopolite” in Kedichem. Ernst: “Ik nam de telefoon aan omdat ik daar toevallig naast stond. Waar? zeg ik nog. Ik heb de naam laten spellen en op een papiertje geschreven.” Omdat het hotel zo klein was dachten de motorfietsen dat het hier ging om een voorverzamel-adres.
Besloten werd daarom dat de aktievoerders zich eerst zouden verzamelen bij het station van het nabij Kedichem gelegen dorp Leerdam. De wachtende massa mocht eindelijk in beweging komen. Barend schrijft hierover: “Er gaat gejuich op als het woord Kedichem valt. Ik dans van plezier. De zaal komt op gang. Naar de busjes. Er wordt geschreeuwd. We moeten nog iets afspreken. Wie is hier de woordvoerder? Verschillende mensen werpen zich op. Een van hen wint het. Hij regelt een autootje dat volgens afspraak even vooruit gaat om de situatie in te schatten. Hij zegt dat er nog een paar dingen moeten gebeuren, zoals het ‘intoetsen van de scannerfrequenties’. Er wordt niet gevraagd naar de betekenis van dat laatste. Ook ikzelf vraag niks maar denk dat het goed zit zo. Dan komt het bericht dat er maar 18 CP’ers binnen zijn. Maar daar wordt niet echt naar geluisterd. Het bericht is daar ook te vaag voor. We zien het wel in Leerdam.” Bijna honderd auto’s en huurbusjes vertrokken toen uit Utrecht. In Leerdam stelde de stoet zich in een lange rij op voor het stationnetje. Vooraan stond de “kommandowagen” van de leiding die vol was gestouwd met scanners om de politie af te luisteren. Daar omheen formeerden zich de heffo-busjes om vooral niets te hoeven missen. Toen een politiewagen langs reed, over de scanner te horen was dat er meer politie onderweg was en uit Kedichem het bericht kwam dat Cosmopolite inderdaad het CP-vergaderadres was, besloten de voorste wagen
onmiddellijk te vertrekken. Tussen de busjes onderling was nauwelijks kontakt geweest, de geografische situatie in Kedichem was aan niemand bekend. Barend: “Opeens moeten we weg. Wie het sein heeft gegeven? Datis onduidelijk. We zien het wel in Kedichem.” In de wachtende massa van Utrecht was zoiets als een bevelsverwachting ontstaan: de
gedwongen apathie van de mensen kon enkel doorbroken worden door het sein te moeten vertrekken, het bevel van de leiders werd als een bevrijding ervaren.

De weg van Leerdam naar Kedichem is 8 km lang. De toeristische ervaring aldaar doet het ‘wij-gevoel’ ontstaan dat bij zo’n uitstapje van “de beweging” hoort. Ronald: “Honderden meters busjes vertrokken, we verstoorden het hele verkeer, letten niet op stoplichten en gingen door dat polderlandschap rijden, een soort rups over die dijken daar.
Het was een waanzinnig mooie route. Je reed daar over zo’n hele smalle dijk langs de rivier de Linge, waar geen tegenliggers je kunnen passeren. Halverwege kwamen we een politieauto tegen die op een parkeerplaats stond en waarin 2 agenten verschrikt door de mobilofoon zaten te babbelen. We gingen niet langs een recht kanaal, maar over een kronkelende dijkweg, zodat je de hele tijd de stoet voor en achter je zag.” Betty: “Het was echt een kolonne, een caravaan.” Hotel Cosmopolite ligt vanuit Leerdam links bovenop de dijk met rechts het dorp Kedichem. Vanaf de dijk gaat een weg naar beneden het dorp in. Na aankomst reden de voorste busjes het hotel langs, bekeken de situatie en parkeerden de auto’s zo dat ze snel weer weg konden, in een andere richting dan waar ze vandaan kwamen. Toen zij al uitstapten waren de achterste busjes nog zeker een kilometer verwijderd van het hotel. Toen deze arriveerden parkeerde de lange stoet zich langs de weg op de dijk en begonnen vanaf daar naar voren te lopen. Er stond een harde wind. De gebeurtenissen voor het hotel voltrokken zich in een razend tempo. Kasper bevond zich in de kopploeg die besloten had tot een direkte konfrontatie met de CP’ers: “Toen we uitstapten hebben we onze bivakmutsen opgedaan, eerst half op, toen helemaal op. We zagen al die auto’s nog aan komen rijden. Allemaal hadden we stokken en nogal veel adrenaline en iedereen rende naar het hotel toe. We wachtten wel een beetje op elkaar zodat we wel met veel kwamen. We waren met een mannetje of 40. Er stond een politieauto voor het hotel.” Ronald: “Die politieauto zei dat wij ons moesten verwijderen ‘of geweld zal worden gebruikt’. Iedereen natuurlijk in een deuk van het lachen: drie-vierhonderd mensen met helmen en knuppels en een politieautootje!”. Een dagblad noteerde uit de mond van een partijganger: “We waren nog geen 10 minuten in Hotel Cosmopolite, toen er 2 agenten binnenkwamen. ‘We hebben een nare mededeling’, zeiden ze, ‘er is een knokploeg van tweehonderd man in aantocht en we kunnen u niet beschermen’. Ze gingen meteen de deur uit en op hetzelfde moment vlogen er al stenen door de ruiten.” Kasper: “We begonnen te schreeuwen: ‘Fascisten, oprotten’ en ‘Vuile fascisten!’. Toen verscheen de eigenaar in de deur en de politie zei ‘Laten we het rustig houden.’ De eigenaar zei dat ze geen fascisten waren en dat we hen met rust moesten laten, hij wou alleen maar rustig een centje verdienen. Maar mensen begonnen meteen te gooien naar de man en te schreeuwen dat hij een fascisten-helper was en dat ie moest oprotten. De ramen werden ingegooid en er gingen allerlei dingen naar binnen, allerlei autonomen om ons heen begonnen te keilen. De politie was toen al weggereden, de dijk op want ze konden het niet houden. Er kwamen steeds meer mensen en het bleef rinkelen en er werd geslagen met knuppels op de ramen. Lege pilsflesjes gaan naar binnen. Er kwamen asbakken om onze oren vliegen vanuit het kafe beneden. We hoorden ook veel gillen binnen, de mensen waren wel bang.” Ernst: “Ik stond nog met Piet door de ramen naar binnen te turen, toen er over ons hoofd heen al stenen en verf door de ramen vlogen.” Ronald: “Je kon niet zien wie er binnen was, de gordijnen waren dicht en het licht was uitgedaan. Je zag alleen maar schimmen. Toen gingen er rookbommen naar binnen.” “Er kwam steeds meer rook uit die voorkant” vervolgt Kasper, “We hadden geen taktiek, alleen maar uitroken. Dus we dachten, dan gooien we toch een rookbom naar binnen, zal ik dat dan maar doen? Maar iedereen wou wel een rookbom naar binnen gooien. Er was denk ik teveel ammunitie. En teveel adrenaline, van een dag wachten, de te lang opgebouwde agressie. Toen bleef er een rookbom in het gordijn hangen, dat zag ik ook.” Ronald: “Als er wordt gesmeten in een rel draagt iedereen z’n steentje bij. Het trottoir ging meteen aan diggelen en de parkeerplaats aan de zijkant ook, daar waren van die handzame kinderhoofdjes. Een rookbom is in het gordijn blijven hangen. Het was waarschijnlijk een oude rookbom waar vocht in is gekomen waardoor ze met een steekvlam ontbranden. Op een gegeven moment werd de witte rook een beetje donkerder en sloegen de vlammen uit het pand.” Ernst: “Ik zag twee rookbommen en een oranje pijp naar binnen gaan. Meteen ging het toen fikken. Piet en ik kijken elkaar aan en zeggen: ‘We moesten maar wegwezen.'” Kasper: “Toen we zagen dat het hotel in brand stond gingen we naar de achterkant. Ik zei tegen mijn begeleider: ‘Laten we even kijken of zij weg kunnen komen, het is toch wel heel heftig.’ Toen zagen we dat niemand eruit kwam, maar ook dat niemand erin kon komen, want we wilden ook nog wel wat fascisten slaan. We schrokken pas toen we merkten dat zij het hotel niet konden verlaten. Ik dacht: achter het hotel is water, daar kun je natuurlijk inspringen, maar toch… Later bleek daar nog wel een uitgang te zijn. Ik maakte me nogal zorgen. Toen ben ik nog helemaal terug gelopen naar de andere zijkant van het hotel of ze daar wegkwamen. In het begin dacht ik alleen maar: als ze wegkomen, kunnen we ze nog even in elkaar rossen. Met die knuppels. Toen we de vlammen al uit de eerste verdieping zagen slaan, dachten we: dat wordt niks, die mensen gaan allemaal dood daarbinnen.”

Barend maakte het als volgt mee: “Alle ruiten liggen er al uit. Je ziet de zaal al vol rook, kijkt naar binnen, achterin lopen nog wat schimmen. Maar het gooien van rookbommen houdt niet op. Zulke kanonnen gaan er naar binnen. In de paniek – of is het enthousiasme? – wil iedereen zijn spullen kwijt. Je denkt: zo is het wel genoeg. Maar je gaat op in de stroom en kunt niks meer uitbrengen. Je schreeuw vervaagt. En dan: witte rook wordt zwarte rook. Opeens knettert er
vuur. Ik ruk mijn helm van mijn hoofd, gooi mijn knuppel weg en begin te rennen: hier wil ik niks meer mee te maken hebben.” Paniek is altijd angst voor de moord: de moord die op jou gepleegd kan worden of de moord die je zelf begaat. De groep aanvallers gedroeg zich als een klassieke hetzemassa. Canetti zegt daarover: “De hetzemassa vormt zich met het oog op een snel bereikbaar doel. Dit is haar bekend en nauwkeurig omlijnd, het is ook dichtbij. Ze is op doden uit en weet wie ze wil doden. Een belangrijke reden voor het snelle aangroeien van de hetzemassa is de ongevaarlijkheid van de handeling. Er is geen enkel gevaar aan verbonden, want de superioriteit aan de kant van de massa is enorm.”
De wachtende massa van Utrecht was niet uit op moord, men was zich aan het voorbereiden op een konfrontatie met schimmen. Hoeveel, hoe sterk, allemaal onduidelijk. Maar toen de voorste groep zich op de Lingedijk formeerde, had ze nog maar oog voor ÇÇn doel: “In de auto hadden we het de hele tijd al gehad over fascistische knokploegen, die hadden we verwacht. Daarom waren we allemaal heel erg opgefokt en we wilden de fascisten raken. Iedereen was in the mood for killing. Er was alleen niemand om mee te knokken, niemand liet zich zien.” (Kasper). Toen ze dicht bij het hotel kwamen (en ze parkeerden hun auto’s ook zo dicht mogelijk bij het gebouw), en men in een grote meerderheid bleek te zijn, was er geen enkele rem meer waarom de groep zich niet zou omvormen tot hetzemassa. De mensen hadden zich wel gekoncentreerd op hun individuele angst te worden geslagen en hun verlangen terug te slaan, maar niet op de kollektieve ervaring die hen te wachten stond. Terwijl ze zelf als reâle massa in de aanval zouden gaan, draaide hun gedachten rond de imaginaire massa die hen stond op te wachten. Met leren jassen en helmen hadden ze het lichaam beschermd, maar onbeschermd gingen ze de massa in die ze zelf zouden vormen. Alle bij eerdere akties opgedane massa-ervaringen waren vergeten. Voor de groep op de dijk bestond geen gevaar, ze bleek veel sterker dan wat ze aanviel. Het gevaar school in de massa zelf, als individuen schrokken ze plotseling terug voor de daad die de massa pleegde. De massa was eerst nog onschuldig, een witte massa. Toen de rook zwart werd, kwam de omslag: de schuld verspreidde zich over de massa, zij werd zwart. Die schuld was de paniek: het besef verantwoordelijk te zijn voor de moord maakte van de massa een groep individuen die alleen maar weg wilden komen van de plaats des onheils. En zij konden ook wegkomen, want hun auto’s waren vrij en binnen handbereik. Zij ontkwamen dan ook allemaal, als individuen. Ernst: “Ik kon mijn busje niet terugvinden omdat ze allemaal bij dezelfde firma waren gehuurd en mijn chauffeur zo snugger was geweest een bivakmuts op te zetten. Toen werd ik zomaar een busje in getrokken en weg waren we.” Kasper: “We wilden het vege lijf redden, handschoenen gooiden we weg, mutsen af en terug naar de auto. De andere mensen heb ik niet meer gezien toen. We hoorden allemaal sirenes en de politieauto kwam weer langs en probeerde op ons in te rijden, maar toen gooiden mensen stenen in de richting van het vehikel. In de auto hebben we onze zwarte kleren uitgedaan, dat was al te opvallend en toen meteen de radio aan om te luisteren. Zo zijn we naar huis geraced. Iedere keer dat er weer een afslag bijkwam voelde ik me meer gerust, want we maakten ons ontzettend zorgen. Ik tenminste, over wat er met die mensen in het pand was gebeurd, baby’s dacht ik aan die boven lagen te slapen in het hotel.”

Voor de groep die achter de aanvalsgroep kwam, de demonstranten, zag de zaak er heel anders uit. Harry: “We waren verdwaald onderweg. Toen we in Kedichem aankwamen, hebben we de bus in het dorp geparkeerd en zijn de dijk opgeklommen. Ik loop in de richting van het hotel. Dat begint steeds harder te roken, hoe verder je kwam hoe meer rook. Dat is van een afstand wel een mooi gezicht hoor. Maar ik had geen idee wat daar gaande was. Ik had gedacht dat het een of andere bezetting zou worden, dat je naar binnen gaat en die CP’ers ontmaskert. We kwamen eigenlijk veel te laat voor de aktie. Toen de vlammen er aan alle kanten uitsloegen klonk er ‘Terug naar de auto’s!’. Ik liep nog naar voren terwijl anderen al naar achteren renden. Mensen riepen ‘Rustig aan, rustig aan!’.” Betty: “Ik zat midden in de autostoet. Ik had het idee dat het een demonstratie was. Op een gegeven moment stopten we en liepen naar het hotel. Toen hoorde ik allemaal glasgerinkel, ik zag rook enzo. Maar ik ben niet dichtbij geweest. Plotseling begon iedereen terug te rennen: wegwezen! Ik zag nog een smerisauto kriskras door alles heenrijden, die wist ook niet wat hij deed. Terug bij de auto hebben we eerst gewacht tot de anderen er ook waren. Op de dijk keerde de auto toen om, dat ging heel chaotisch. Alle auto’s reden dwars door elkaar, je kon helemaal niet wegkomen. Het was wel heavy, in de verte zag je al die rookwolken, is wel mooi hoor. Ik dacht, je komt hier nooit weg op die dijk, er waren geen zijwegen. Terug vond ik stom, rechtdoor was slimmer, maar bijna iedereen keerde om.” De demonstranten die de hele dag hadden zitten wachten werden aanvankelijk sterk aangetrokken door het vuur waarvoor de aanvallers op de vlucht waren gegaan. Zij waren nog niet als massa tot ontlading gekomen, ze hadden nog niet dat punt bereikt waarop ieder individu in de massa zich de gelijke voelt van alle anderen. Toen ze voortijdig te horen kregen dat voor hen het feest niet door zou gaan, moesten zij zich omkeren, maar formeerden zij zich, tegen ieder gezond verstand in, tot een vluchtmassa die per definitie het vuur in de rug heeft. Alleen als vluchtmassa hadden ze nog de mogelijkheid om de begeerde ontlading te ervaren. Ook was het zo, dat het formeren van een vluchtmassa voor hen de enige mogelijkheid was om een paniek te bezweren waar ze deel van waren, maar die ze niet begrepen. En met die paniek hadden ze te maken (al wisten ze niets van een moord): “De aanrollende golf die het gebouw dreigde te verpletteren, keert opeens om. Op de dijk is het een wirwar van busjes die proberen te keren.  Mensen staan te gebaren en te schreeuwen. Twee busjes botsen tegen elkaar. Een busje dat nog leeg is zegt tegen twee vluchtenden dat ze naar hun eigen busje moeten zoeken: jullie horen hier niet. Inmiddels zijn een aantal dorpsbewoners opgehouden met staren: ze komen in beweging en gaan op mensen van ons af. Een paar van ons krijgen rake klappen, maar er wordt niet gereageerd: het is ieder voor zich.” (Barend). Maar niet alleen de paniek bepaalde het gedrag van de vluchtende demonstranten. Harry: “Onze auto wilde niet starten, dat ook al niet. Wij die auto aanduwen. We werden ondertussen lastig gevallen door gasten uit het dorp die aanstekers bij de benzinetank gingen houden. Ze riepen: ‘Wat hebben jullie gedaan! In de fik gestoken!’. En dat terwijl wij als laatste daar aan waren gekomen. Het was ook maar een slag in de ruimte dat wij dat gedaan hadden.” Het feit dat de luchtmassa zich niet schuldig voelde voor het vuur waarvoor ze moest maken dat ze weg was, werd haar fataal: het leidde tot een wederkeer van de inertie die de wachtende massa in Utrecht had verdoofd. Na het chaotische keren reed de stoet auto’s terug richting Leerdam. Maar “op een gegeven moment kwam een smeris die dwars over de weg ging staan, we moesten allemaal stoppen. Niemand wist wat er aan de hand was. Er stonden nog een heleboel auto’s voor ons. Toen gingen we maar allemaal uitstappen. We hebben daar toen wel een uur gestaan. Van voor en achter waren we ingesloten. Als je wilde kon je nog wel weglopen de weilanden in, maar ik dacht, we zitten hier in the middle of nowhere.” (Betty) Alle mensen uit de auto’s werden gearresteerd en in een arrestantenbus naar Leerdam afgevoerd. Verzet was er niet. De busjes bleven achter op de dijk en werden later door de politie weggesleept naar de binnenplaats van het buro te Leerdam. Een iemand die in het riet langs de rivier was weggekropen en daar tot 9 uur ’s avonds was blijven zitten, wist weg te komen door zich aan te sluiten bij een groepje Turkse jongens die op de dijk liepen te voetballen. Alle anderen die het station van Leerdam wisten te bereiken werden daar op aanwijzing van dorpsbewoners uit Kedichem gearresteerd. Harry werd al in Kedichem zelf opgepakt: “We renden achter de auto die we aanduwden, de politie komt de dijk af. Op het moment dat de smeris 2 meter van ons af is slaat die motor aan. De smeris pakt ons en die buurtbewoners die zich ermee bemoeiden pakken ook nog iemand. Het was wel geinig: die auto
reed weg en wij waren gepakt als eerste.” De politiewagen waarin ze met z’n drieân geboeid werden opgesloten, blokkeerde de dijk toen de brandweer kwam. De auto moest naar de kant worden geduwd, waardoor de brandweer minuten later bij het hotel arriveerde dat toen al in lichterlaaie stond. Over de politieradio hoorden ze dat van een vrouw een been geamputeerd zou moeten worden, van wie werd niet verteld. Het kamerlid voor de CP Janmaat, die de vergadering belegd had, vertelde over het been aan een periodiek: “Ik vluchtte met mijn sekretaresse, mevr. Corselius-Schuurman, en een aantal anderen naar boven. Uit het raam zagen we de vlammen al, en onze mensen die 5 meter lager naar buiten vluchtten. Binnen 3 minuten stond alles in brand, de trap ook. We hebben lakens aan elkaar geknoopt. Ik klom daarlangs als eerste naar buiten, om te kijken of het ging. De lakens waren te kort, ik moest springen. Na mij kwam mijn sekretaresse. Maar zij slingerde aan die lakens dwars door een grote ruit en smakte op de grond. Ze bloedde vreselijk, ik heb nog geprobeerd te helpen maar later moest haar been worden geamputeerd. Vreselijk, een ramp. Ik zal in ditzelfde pak dat onder het bloed zit, in de Tweede Kamer vragen stellen: waarom werden onze mensen niet beschermd tegen dat schorum?” Voor de arrestanten, waarvan de meesten 4 dagen zouden zitten en waarvan uiteindelijk slechts enkelen veroordeeld zouden worden tot 3 maanden gevangenistraf, was het niet mogelijk hun kleding aan te houden: nadat ze eerst al hun helmen en mutsen hadden weggegooid, werd hen op het politieburo te Leerdam ook al hun andere kledij ontnomen voor laboratorium-onderzoek naar bezinesporen. Harry zou zelfs zijn kleding niet meer terug krijgen, hij eindigde 10 dagen later in zijn onderbroek op straat in Dordrecht. Allen die uiteindelijk niet veroordeeld zouden worden, kregen een vergoeding van fl. 150,- per dag toegewezen, met voor de eerste twee dagen fl 200,- per dag. Dat kon oplopen tot een bedrag van fl 4000,-. De groep aanvallers keerde ongedeerd terug op de thuisbasis: “Met de groep zijn we naar het kraakkafe teruggereden. We zijn geen politie tegengekomen en we hadden ook geen pilsjes meer. Terug in het kafe hoorden we dat er niemand dood was, dat er een vrouw was gewond en daar moesten we hard om lachen. We hoorden ook van de 72 arrestanten en dat vonden we allemaal heel shit.” (Kasper) De aanvalsgroep kwam thuis direkt over de paniek heen: de moord was niet op mensen
gepleegd, maar op een been. De opluchting daarover uitte zich in geschater. Ronald, die was teruggekeerd naar een ander kraakkafe: “Wij hebben het half-zesjournaal aangezet en toen hoorden we pas dat er zoveel arrestanten en een aantal zwaar gewonden waren. Pas toen kwam de echte domper. Maar ja, je zit wel te diskussiâren of het nou zo’n
slimme aktie was, maar het was wel onwijs kicken om zo’n hotel te zien affikken.” Op datzelfde moment kwam er een persverklaring in het nieuws van de “Radikale Anti-Fascisten” (RAF), die suggereren dat zij dat de zaak hebben georganiseerd. De zinsnede hieruit “dat de gebeurtenissen in Kedichem voor herhaling vatbaar zijn” werd ogenblikkelijk en door iedereen verbonden met Het Been. De interpretatie was dus, dat men niet zou terugschrikken opnieuw zwaargewonden te maken bij de strijd tegen het fascisme. Het schokkende aan deze verklaring was dat de
‘organisatoren’ niet terugschrokken voor het erkennen van ‘de moord’ en daarmee suggereerden dat zij de paniek vooraf gepland hadden. En dat terwijl het gros van de aktievoerders, eenmaal thuis, zich nu juist inspanden om door het napraten over effekt en strategie, de paniek van de aktie in zichzelf te elimineren. Ronald dook direkt de politiek in, eerst bij het organiseren van advokaten voor de arrestanten en een dag later in persgroep die gevormd werd “omdat iedereen de verklaring van de RAF niet zag zitten. Na die persverklaring hebben we die top, de organisatoren niet meer gezien. We wilden proberen te redden wat er te redden viel.” Het eerste doel van de persgroep was om Het Been, dat een eigen leven was gaan leiden in de media, uit de aandacht te halen. “Op een aktualiteitenrubriek was gelijk een interview met dat mens, in bed, zonder been. En die hoteleigenaar ging ook vreselijk tekeer. Ons doel was uit te leggen dat het niet de bedoeling was geweest dat een been geamputeerd moest worden. Daarnaast wilden we onze eigen argumenten naar buiten brengen waarom we die aktie gedaan hadden en subtiel daarin verwerken dat we kritiek hadden op hoe het gegaan was.” Ook de persgroep gaf een verklaring uit, ondertekend met “De aktievoerders van 29 maart” waarin stond: “We hebben de fascisten letterlijk uitgerookt. Dat hotel Cosmopolite daarbij in vlammen opging, was geen opzet. Als er ook niet-fascisten zouden zijn verwond, betreuren wij dat.” En zo werd de kick en de paniek uit het Kedichem-verhaal weggeschreven. Maar terwijl in het verhaal voor de grote media geen paniek meer voorkwam, werd er in de eigen media expliciet een schuldige voor aangewezen. Die was snel gevonden, want de RAF had zelf al geklaimd dat zij de paniek in de planning hadden opgenomen. Barend schrijft over de woordvoerder van de RAF: “Ik vind hem een ontzettende smeerlap. Maar ik wil hem niet als enige schuldige aanwijzen. Tenslotte zijn we ook samen verantwoordelijk.” En hij vervolgt over de RAF: “Het zijn mensen die met een heel klein groepje beslissen dat Nederland rijp is voor terreuraanslagen, maar te laf zijn om ze zelf uit te voeren. Mensen die over de ruggen van anderen terroristje aan het spelen zijn, mogen van mij worden afgebrand.” Maar, besluit hij: “Wij hebben veel belangrijkere dingen aan ons hoofd. We zullen moeten leren met elkaar te diskussiâren en te organiseren, want anders wordt de beweging straks weer geregeerd door geniale gekken.” In de analyse die Barend geeft van de verhouding tussen individu en massa, wordt het individu onschuldig verklaard aan de daden van de massa. Hij ziet de massa van Utrecht en Kedichem als slachtoffer van degenen die wel wisten hoe massa’s reageren en hoe ze te dirigeren zijn. Om het optreden van dit soort kwade leiders te voorkomen, stelt hij voor een eigen, goede massa te formeren, die door diskussie en demokratie in staat is om slinkse leiders te weerstaan. Het zoeken naar een paniekvrije aktievorm roept het verlangen op naar een organisatie van massale akties waarin onvoorziene toestanden kunnen worden uitgesloten. De disciplinering van de aktievoerder die hiervoor nodig is, was evenwel radikaal in tegenspraak met de in ’86 nog gekoesterde regel dat alleen akties die spontaan, chaotisch en zonder starre organisatievorm worden gedaan, tot de meest bizarre en aanstekelijke inbraken en overvallen leiden, zonder daarbij in terrorisme te vervallen. Overigens spreekt uit Barend’s typering “geniale gekken” wel degelijk respekt voor deze leiders. Maar de vraag waarom de massa van Utrecht de macht aan hen heeft gedelegeerd, stelt hij niet. Waarom lieten zij zich verleiden tot inertie? En waarom liet de aanvalsgroep zich zo opfokken dat zij tot moord bereid waren? Barend omzeilt deze vragen door direkt over “het perspektief van de beweging” te gaan praten; aangezien hij niet in staat is om in andere dan organisatorische
termen een eigen massa voor te toveren, komt hij niet verder dan het opnieuw taboe verklaren van de paniek.

Juist het feit dat de aktievoerders in Kedichem in paniek raakten, bewijst dat zijzelf geen fascistische horde waren. Er bestaat geen paniek in het fascisme. Fascistische knokploegen of ambtenaren schrokken nooit terug voor een moord. Het plannen van de paniek door de kopgroep was ingegeven door de inschatting dat zij daardoor zelf snel zouden kunnen wegkomen. Dat zou hen het verwijt kunnen opleveren dat zij een terroristische inslag hebben, welk verwijt Barend hen dan ook maakte. Maar terroristen hebben een massa helemaal niet nodig om te kunnen opereren, dat begrip werd enkel ingebracht om deze groep een volgende keer te kunnen uitsluiten. Het enige dat de organisatoren verweten kon worden, was dat zij kennis bezaten over wat massa’s zijn en hoe zij funktioneren, en die kennis ook toepasten nadat zij van begin af aan de organisatie in handen hadden genomen. Het dilemma van Barend was dat, wanneer men de aktietraditie van de jaren ’80 aksepteerde, het onmogelijk was om groepen uit te sluiten bij akties: dat is alleen mogelijk binnen een kontinue organisatie die bereid is ordediensten en mentaliteitspolitie in te stellen. Een
beweging die niet wil verdwijnen, ziet zichzelf op een gegeven moment onvermijdelijk verplicht op te gaan in zo’n vereniging. Al degenen die zich, met of zonder heimelijke binnenpret, distantiâerden van de RAF en daarmee vasthielden aan de eigen story van het massale aktievoeren als spontaan en chaotisch gebeuren binnen een ongeorganiseerde struktuur, ontzegden zich de mogelijkheid om hun strategische aktiekennis in te vullen met inzichten over hoe massa’s funktioneren. Maar juist daardoor bleven ze in staat ook bij volgende gelegenheden onbeschermd” in een massa-ervaring terecht te komen. Aktieve vergeetachtigheid is het aura dat de radikale naãviteit voor alle gevaren behoedt.

De zonen van de eigenaar van hotel Cosmopolite verklaarden achteraf aan een krant: “Twee jaar geleden hebben we ook al een brand gehad in onze zaak voor woninginrichting in Leerdam. Die is nu bijna weer klaar. We zijn bezig met het laatste gedeelte. We dachten het dan wat rustiger aan te kunnen doen. Maar dat wordt je niet gegund door die brand in Kedichem. Dat komt nu heel rauw op je dak. Voor mijn broer en mij is het alleen maar een materiâle schade van 2 ton. Voor mijn vader grijpt dit veel dieper. Hij voelt het als een aanslag op zijn leven.” Twee maanden na deze aanslag in het paasweekend van de 29ste maart vond de beweging in de zaak Kedichem z’n afsluiting: “De 62-jarige igenaar P. In den Eng had volgens de politie een tweedehands laadschop aangeschaft om zelf de sloop van hotel Cosmopolite ter hand te nemen. Al eerder was de voorgevel wegens instortingsgevaar door de gemeente neergehaald, en de eigenaar wilde zaterdag in z’n eentje de restanten verwijderen. Omdat de sloopmachine niet wilde starten, had
hij tussen het rechter voor- en achterwiel een trapje gezet met een losse akku, waarvan hij de draden met de startmotor binnenin de laadbak moest verbinden. Direkt nadat de verbinding tot stand was gebracht, zette de zware laadschop – waarvan de laadbak wel een paar ton kan houden – zich onverwacht in beweging. In den Eng, die zijn weg oor het trapje versperd zag, kon geen kant op en werd in zijn volle lengte overreden. Hij was op slag dood. De machine stak, een dranghek meesleurend, de dijk over, boorde een ijzeren staaf dwars door een ruit aan de overkant en kwam toen dankzij een veiligheidssysteem tot stilstand.”

Bron: http://www.thing.desk.nl/bilwet/bilwet/Bewegingsleer/6